2021 (Geplaatst op: 26-06-2021)
Uit de oude doos
UIT DE OUDE DOOS
1739-1740; schoolmeester Mathijs van Heynsbergen.
In de tijd dat de Noordelijke Nederlanden hier aan de macht waren (Protestanten) was er in Liempde ook een protestantse schoolmeester. Deze moest (verplicht) ter kerke gaan. De dominee van Schijndel bediende ook de kerk te Liempde. Deze predikte echter maar ongeveer 8 keer per jaar in de kerk te Liempde. Reden: er was in Liempde maar 1 gezin, dat van de schoolmeester, dat de dienst bezocht.
De schoolmeester is door de heren gecommitteerden, die langs zijn geweest, gelast naarstig naar Schijndel, zijnde de hoofdplaats in combinatie met Liempde, daar naar de kerk te gaan als er in Liempde niet gepredikt werd. Hiertegen maakte hij bezwaar, omdat het 2 uur gaans is van Liempde en zeker in de winter de wegen onbegaanbaar zijn. Hij zou dan met zijn gezin te voet naar Schijndel moeten.
Hij dient een verzoek in om in Boxtel, waar een predikant is aangesteld en waar elke week wordt gepredikt, deze dienst te mogen bezoeken. Hij krijgt hiervoor, net als zijn voorganger, permissie. De dominee van Schijndel en Liempde zal voortijdig aan moeten geven wanneer hij in Liempde komt prediken, zodat de schoolmeester en zijn gezin niet in het onzekere verkeren en naar Boxtel zouden gaan, als hij naar Liempde komt. Een extract van deze beslissing zal gezonden worden aan het bestuur van Kempen en Peelland en aan rentmeester De Back, (controleur op uitvoering) gedateerd maandag 9 mei 1740.
Meester van Heyningen was in Liempde niet zo’n geliefd figuur, daarover volgende keer meer.
Het hele protestantse gebeuren (bestuur en kerk) was in Brabant in 1648 niet zo geliefd, getuige het volgende verhaal:
Bij de Raad van State komt op 14 augustus 1649 een brief binnen van een particulier uit Geldrop, waarin hij een verklaring aflegt over verschillende paapse insolventies, door katholieken gepleegde misdaden en ongeregeldheden.
In Geldrop is onlangs bij een persoon waar de predikant logeerde (katholieke diensten waren verboden) de bijen doodgemaakt en al zijn zaad (boekweit, kool en graan) is in brand gestoken. Ook is de hop van Jan Wychman (beiden zijn ouderlingen) afgesneden, maar het ergste is dat een man is omgebracht omdat hij geestelijke tienden kwam invorderen.
De tienden kwamen voordien ten goede aan de Katholieke Kerk. Dit schrijven is overgestuurd naar de hoogschout van ’s-Hertogenbosch, tevens schout van Kempenland, alhoewel men veronderstelde dat hij hier al wel van op de hoogte was. Men verzocht hem behoorlijke informatie over beide voorvallen in te winnen en te procederen tegen deze kwaaddoeners.
Jan van de Sande